de maine coon
Gedrag van een Maine Coon
Maine Coons ontwikkelen zich langzaam en zijn pas volledig uitgegroeid als ze drie tot vijf jaar oud zijn. Het zijn grote, zachte, goedaardige katten met een buitengewoon zachte stem (klinkt als een mix tussen een miauwen en spinnen). Ze houden van spelen en sommigen apporteren zelfs. Het zijn goede muizenvangers, ze houden er dan ook van om voorwerpen achterna te zitten en te grijpen met hun grote poten. Met de grote poten kunnen Maine Coons dingen oppakken, deurtjes openen, kranen opendraaien en sommige eten zelfs liever met hun poten dan gewoon uit het voerbakje. De katten staan bekend om hun intelligentie en zijn dan ook vaak makkelijk te trainen.
Hoewel Maine Coons zeer mens gerichte katten zijn, zijn ze niet overdreven afhankelijk. Ze miauwen niet de hele tijd om aandacht, zijn niet opdringerig, maar vinden het fijn om bij de eigenaar “rond te hangen”. Ze onderzoeken dan wat je aan het doen bent, achtervolgen je en zullen proberen te “helpen” waar ze kunnen. Het zijn geen echte schootkatten, al zijn er natuurlijk uitzonderingen. Maine Coons zijn in ieder geval goed gezelschap.
Maine Coons zijn ontspannen en makkelijk in de omgang. De mannetjes neigen de clowns uit te hangen en zijn over het algemeen wat ondernemender dan de wijfjes. De wijfjes zijn meer rustig en gereserveerder tegenover vreemden, maar beiden blijven hun levenlang speels. Veel Maine Coons houden ook van water, sommigen dippen hun speelgoed eerst in het water om er vervolgens mee te spelen. Anderen apporteren, ze laten het teruggebrachte speeltje voor je voeten vallen om er daarna weer achteraan te gaan. Pas op want ze kunnen zichzelf dus ook snel gaan vervelen en kunnen dan wat ondeugender zijn met de dingen in het huis (dingen omgooien). Ze zullen niet gauw hun nagels gebruiken en gaan vechtpartijen bij voorkeur uit de weg en kunnen vaak goed overweg met kinderen, honden en andere katten.
Uiterlijk van de Maine Coon
De Maine Coon heeft een natuurlijk uiterlijk met een makkelijk te onderhouden vacht. De brown tabby is de meest populaire vachtkleur, maar bijna alle kleuren zijn mogelijk, ook schildpad. Alleen de kleuren lilac, chocolate, cinnamon, fawn, pointed of ander kleuren waar raskruising uit blijkt, zijn niet toegestaan. De vachtpatronen gemarmerd (classic/blotched), gestreept (mackerel) of effen zijn toegestaan. De zachtheid van de vacht hangt af van de kleur.
Ze hebben een imposante verschijning door hun los uitstaande vacht, lange benen met grote poten en een lange volle staart. Zo geeft de Maine Coon een goed gespierde, stevige en krachtige indruk. De brede kop heeft een vierkante snuit met een lichte welving in de neus, grote oren met haarpluizen eruit en het liefst pluimpjes aan de punten (zgn. Lynxtips). Verwacht wordt dat de kop wordt omlijst door een kraag, zoals de manen van een leeuw. De vacht is dicht, kort op de kop, schouders en poten en geleidelijk langer langs de rug en de flanken, met een enigszins ruig- en volbehaarde broek op de achterpoten en lang buikhaar. De vacht is geschikt voor alle jaargetijden, de lange pluimstaart (die net zo lang als zijn lijf moet zijn) wordt gebruikt om voeten en oren warm te houden als ze zich helemaal oprollen. De vacht is waterafstotend en klit nauwelijks, omdat er weinig ondervacht aanwezig is en is dan ook eenvoudig te verzorgen. Eén keer in de week kammen en borstelen is meestal voldoende, waarbij je de vier 'oksels' niet moet vergeten. Maine Coons worden iets groter dan gewone huiskatten, namelijk zes tot negen kilo, waarbij katers iets forser zijn dan poezen. Omdat het ras zich betrekkelijk traag ontwikkelt, zijn ze pas met gemiddeld een jaar of vier volwassen en hebben dan pas hun uiteindelijke type en vacht bereikt